De dom

Hij geldt als een van de mooiste kerkgebouwen in Duitsland: de dom St. Stefanus en St. Sixtus in Halberstadt. Uniform in de stijl van de Franse gotiek vanaf de 13e tot 15e eeuw gebouwd, maakt hij indruk met zijn architectonische glorie en de diversiteit van zijn oorspronkelijke inrichting. De afbeeldingen van de 290 ramen, het schilderij van het altaar en de omvangrijke groepen figuren geven een levendige indruk van de geloofswereld en de kunstvaardigheid van de middeleeuwen. Eminente werken als het uit een marmeren blok gevormde doopvont van 1195 of de omstreeks 1220 ontstane triomfkruisgroep getuigen van de hoge eisen van de stichters en kunstenaars.
De kerk was een beduidend geestelijk centrum in Midden-Duitsland, zetel van bisschop en domheren, en ook een bestemming van middeleeuwse stromingen van bedevaartgangers. Zijn oprichting dateert uit het tijdperk van Karel de Grote uit de 9e eeuw. De Reformatie werd in 1591 niet volledig door de domheren ingevoerd, zij besloten het oude geloof gedeeltelijk te behouden. Tot 1810 werkten evangelische en katholieke geestelijken onder een dak. Hierdoor bleven de kostbare middeleeuwse kunstwerken in ongebroken traditie op de oorspronkelijke plaats van hun gebruik.

 

Beleef een panorama-rondgang door de dom, aangeboden door erlebnisland.de, ondersteund door de landelijke bond voor toerisme Landestourismusverband Saksen-Anhalt.
Beleef een 360° rondgang door de dom!

 

 

Het bisdom Halberstadt en zijn kathedraal reiken terug tot in de Karolingische tijd. In het begin van de 9e eeuw ontstond in de buurt van de kruisende handelswegen een Saksische vestiging met een kleine missiekerk als middelpunt. Een legendarische oorkonde benoemt Karel de Grote (†814) als oprichter van het bisdom, tegenwoordig wordt dit echter als middeleeuwse vervalsing betwijfeld. Toch bevestigen verdere schriftelijke documenten het Halberstädter diocees in de eerste helft van de 9e eeuw. De vierde bisschop Hildegrimm II van Halberstadt wijdde in 859 een eerste grote kathedraal, die reeds een aanzienlijke lengte van 74 meter had.
Het gebouw stortte in 965 in. Dit gebeurde in een voor het bisdom Halberstad zware tijd, toen keizer Otto I Magdeburg verhief tot aartsbisdom. Halberstadt verloor aan macht en land en raakte in voortdurende concurrentie met Magdeburg.
Vervolgens begon men in Halberstadt met een prachtige nieuwbouw met een lengte van 82 meter, die werd voorzien van een nieuw westelijk werk en aan de oostelijke kant van een ringcrypte en een kruisvormige kapel. Na een bouwperiode van bijna 30 jaar zegende bisschop Hildeward met elf andere aartsbisschoppen en bisschoppen en onder aanwezigheid van keizer Otto III de dom in. De bisschop had reeds in 980 relikwieën van de heilige Stefanus uit Metz naar Halberstadt gebracht, die al sinds de 9e eeuw als beschermheer van de dom werd vereerd. Met de inzegening in 992 kwam de heilige Sixtus naast Stefanus als tweede beschermheer van het godshuis erbij, wat een verdere belangrijke invoer van relikwieën uit Rome mogelijk zou hebben gemaakt.
Drie jaar eerder had het dynamische Halberstadt door een privilege van keizer Otto III het markt-, munten- en tolrecht gekregen en behoorde al snel tot de economisch belangrijkste steden van het rijk.

 

De organisatiestructuren van de geestelijken aan de dom werden tot in de 11e eeuw verstevigd. Zij stelden zich als op als Kanunnik sticht, waarmee zij streefden naar een ordelijke leefwijze volgens de regelgeving van Aken. Deze regelgeving veroorloofde naast privébezit ook een aandeel aan het kerkelijk goed. Daarom resideerden de van vermogende Saksische adelsfamilies afkomstige domheren voortaan niet meer in de gemeenschap van het klooster. Zij gaven de voorkeur aan representatieve eigen woonhuizen in de buurt van de kathedraal. Aan het einde van de 12e eeuw werd het aantal op 22 Kanunniken vastgelegd. Daarbij kwamen 30 vicarissen, van lagere rang, die vermoedelijk in de ruimten van de bijgebouwen van de dom woonden. Hiervan is uit het romaanse tijdperk de zogenoemde kapittelzaal in de oostvleugel behouden gebleven. De geestelijken namen deel aan de getijden en de dagelijkse missen en namen talrijke opgaven in het diocesebeheer over. Het hoge aantal functionarissen wordt tegenwoordig nog steeds weerspiegeld in de dubbele rij koorstoelen met 64 zitplaatsen uit de 15e eeuw.
Het bisdom - als ook de burgerstad - ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste centra van het rijk. Toch moest het in de 11e en 12e eeuw twee golven van vernieling beleven: In de 11e eeuw werd de dom door een brand sterk beschadigd. Hij werd tot 1070 weer opgebouwd. Een doorgaans grotere catastrofe was een eeuw later de belaging en brandstichting in Halberstadt door Hendrik de Leeuw in de nasleep van politieke confrontaties tijdens de Saksische oorlog. De vernieling was zo catastrofaal dat dit onder tijdgenoten een sterke weerklank vond en zij met afschuw reageerden.
De dom werd tot het eind van de eeuw weer zoveel mogelijk opgebouwd. In 1195 doneerde bisschop Gardulf von Harbke het tot heden gebruikte romaanse doopvont. De officiële inzegening van de dom vond plaats na het voltooien van de welving in 1220. Uit deze tijd komt de monumentale triomfkruisgroep. Deze is in de huidige gotische dom bewaard gebleven.
Kort daarvoor had bisschop Konrad von Krosigk een belangrijke schat aan relikwieën meegenomen naar Halberstadt, die afkomstig was van zijn deelname aan de Vierde Kruistocht vanuit Constantinopel en het Heilige Land. Deze schenking in het jaar 1208 verrijkte het bisdom alhier wezenlijk.

 

Maar een kleine 20 jaar na de inzegening van de romaanse kathedraal - waarschijnlijk in 1236, uiterlijk in 1239 - begon de bouw van een volledig nieuw gebouw, de huidige gotische dom. Reden daarvoor zou de effectieve wervende import van de relikwieën in 1205 uit Constantinopel kunnen zijn geweest. Vanwege de immense toename aan relikwieën, zorgde dit ervoor dat een geschikte huisvesting en representatie-faciliteiten voor grote aantallen pelgrims noodzakelijk werden. Ook de concurrentie met Magdeburg heeft de inwoners van Halberstadt waarschijnlijk onder druk gezet, aangezien er daar sinds 1209 een gotische kathedraal in aanbouw was.
Politieke en financiële moeilijkheden in de volgende eeuwen leidden echter tot een zeer lange bouwperiode van ongeveer 250 jaar gedurende de hele gotische epoque. Om de kerkdiensten tijdens de bouwperiode permanent te kunnen waarborgen, vond het bouwproces plaats in verschillende fasen rond de voormalige romaanse dom. De eerste begon met de westgevel en de drie daaropvolgende vroeggotische langschipjukken.
Daarna wisselde de volgende bouwfase naar de tegenoverliggende oostzijde, waar de Mariakapel werd gebouwd. Met zijn figuurversieringen en glas-in-loodramen dateert het uit het midden van de 14e eeuw en dus uit de hooggotische periode. De kooromgang en het hoge koor volgden tot 1401 en in de loop van de 15e eeuw ontstonden ook de talrijke sculpturen van de apostelen en kerkpatronen. De voltooiing van de twee zijbeuken behoorde ook tot deze periode, uit de jaren 1470 wederom het laatgotische transept met zijn uitgebreide stergewelf. Het laatste onderdeel was het middenschip, het laatste gewelf werd in 1486 gesloten.
Beetje bij beetje vervingen de nieuwe altaren die van het vorige gebouw en werden ze uitgebreid. In totaal waren het 33 stuks. De versiering met sculpturen duurde tot het begin van de 16e eeuw, rond 1510 completeerde het broze doksaal de interieurarchitectuur.
In 1479 brak de onafhankelijkheid van het bisdom Halberstadt af. Als suffragaanbisdom werd het tot 1566 afhankelijk van de aartsbisschoppen van Magdeburg, die ook in personele unie bisschoppen van Halberstadt waren. In 1491 wijdde de aartsbisschop Ernst von Sachsen nieuwe bisschopskerk, in de vorm zoals die heden te zien is. De dom strekt zich uit over een lengte van meer dan 100 meter als een basiliek met drie beuken met een transept, een langwerpig omloopkoor en een westelijke dubbele torengevel.

 

Een paar gebouwen werden in de daaropvolgende decennia aan het gebouwencomplex rondom de dom toegevoegd. Aan het begin van de 16e eeuw werd de kleine Mariakapel aan de westelijke kloostergang toegevoegd aan het voltooide domgebouw. Het wordt ‘Neuenstädter kapel’ genoemd, naar de oprichter domproost Balthasar von Neuenstadt. Bouw en inrichting met monumentale tapijten, een kroonluchter en een indrukwekkende retabel van het altaar getuigen van dit rijkdom en deze vroomheid.
Ongeveer tegelijkertijd werd er tot ongeveer 1514 gewerkt aan de zogenaamde nieuwe kapittelzaal, die zich uitstrekt tussen de zuidelijke galerij en het westelijke gebouw en tegenwoordig delen van de tentoonstelling van de schatkist van de dom herbergt.
In 1591, na de introductie van de lutherse leer door bisschop Heinrich Julius, bleef het domkapittel met gemengde confessionele bezetting bestaan, totdat het klooster in 1810 werd opgeheven. Het gezamenlijke werk van protestantse en katholieke domheren werd gekenmerkt door tolerantie en compromis. De herziene orde inzake kerkdiensten, uitgevaardigd in 1591, combineerde elementen van de katholieke ritus met de nieuwe evangelische vorm en maakte het mogelijk om samen de dagelijkse getijden te vieren. In 1592 lieten de domheren de huidige kansel in het middenschip van de dom bouwen.
Met de Vrede van Westfalen in 1648 werd het bisdom opgeheven en ging als vorstendom naar Kurbrandenburg. Toch bleef het bisdom van de voormalige bisschopskerk tot de secularisatie in 1810 bestaan. Daarna werd de kathedraal kerk van de evangelisch-lutherse gemeente van Halberstadt.
De dom behield door de eeuwen heen tot heden zijn middeleeuwse verschijningsbeeld. Omdat hij als begraafplaats voor bisschoppen en domheren dienstdeed, verrijkten talrijke artistiek vervaardigde graftomben en van inscripties voorziene epitafen de verschillende tijdperken. In 1718 kwam de hoogbarokke prospectus van het beduidende Heinrich-Herbst-orgel daar nog bij. In de 19e eeuw moesten de torens twee keer (1857/61 en 1882/96) worden hernieuwd en kregen deze hun slanke en hoge vorm.

 

Vooral de Tweede Wereldoorlog zorgde voor forse bezuinigingen. Tijdens de luchtaanval op Halberstadt in 1945, waarbij ongeveer 80 procent van het stedelijk gebied werd verwoest, raakten twaalf voltreffers ook het domcomplex. Ze veroorzaakten aanzienlijke schade, maar de kunstwerken, waaronder de middeleeuwse glas-in-loodramen, waren reeds eerder geborgen en hebben de vernietiging overleefd.
Direct na het einde van de oorlog maakte architect Walter Bolze er zijn levenswerk van om de dom ondanks grote moeilijkheden weer op te bouwen. Bergen puin moesten worden opgeruimd en gebrek aan geld, mankracht en vooral materiaal moest worden overwonnen. Vanaf 1956 werden er weer diensten gehouden. In de jaren zestig werd het dak bedekt met leisteen.
In 1956 keerde de triomfkruisgroep terug op zijn plaats op de viering van de kathedraal, tot 1959 dan de belangrijke glas-in-loodramen van de Mariakapel en het Johannesraam in de zuidoostelijke kloostergang. Het maatwerk boven het Johannesraam was gevuld met nieuwe glazen ramen naar ontwerpen van Charles Crodels. Ten slotte kwam in 1965 het orgel van de dom als een werk met 66 registers naar de dom uit het orgelbouwatelier Eule uit Bautzen, dat verborgen is achter het hoogbarokke prospectus uit 1718. Sinds 2013 voorziet het nieuwe monumentale zuidelijke raam van de dwarsbeuk de dom van gekleurd licht, naar een ontwerp van de glaskunstenaar Günther Grohs uit Wernigerode. Aan het tegenovergestelde raam in de noordelijke dwarsbeuk wordt momenteel ook door Grohs gewerkt.
De culturele stichting Kulturstiftung Saksen-Anhalt is sinds 1996 eigenaar van de domkerk en was verantwoordelijk voor het behoud en de restauratie van de objecten.